31 maart 2023 - Opstandingsicoon

   vanbeek   19 jan. 2024

'Waar het licht woont' door Rowan Williams.

OpstandingsicoonDownload/print

Deze icoon stelt niet het moment voor waarop Jezus uit het graf oprijst, maar laat zien hoe hij afdaalt tussen de doden en daarvoor de poorten van de onderwereld openbreekt. De orthodoxe theologen zeggen -terecht- dat je het moment van de verrijzenis niet kunt uitbeelden, net zo min als dat van de schepping of dat van de incarnatie. Je kunt Gods daad niet in beeld brengen. Je kunt alleen het resultaat van Gods werkzaamheid laten zien: hoe de schepping met al haar vezels verweven is met het mysterie van God, hoe het mens-zijn door God wordt omgevormd.

Deze icoon laat zien hoe Adam en Eva door Jezus uit het rijk van de dood worden getild om in dezelfde lichtende aanwezigheid te toeven. Jezus staat in het centrum van de compositie. De ruimte achter Hem wordt gewoonlijk ingevuld door een bijna zwarte mandorla of door donkere concentrische cirkels. Aan zijn voeten liggen de stukgebroken poorten van de hel en soms ook flarden van kettingen en opengesprongen hangsloten. Meestal staat Hij op een smal brugje van rotsstenen boven een donkere put.
Hij draagt een kruis en strekt zijn hand uit naar Adam, voorgesteld als een bejaarde man, en – op de meeste iconen ook - Eva, om hen uit zijn graf te tillen. Links en rechts achter Adam en Eva, staan figuren uit het de Hebreeuwse Bijbel: koning David, koning Salomo en de profeten, en Johannes de Doper.
Het gaat hier duidelijk om bevrijding. Jezus komt uit de diepte van het leven van God, uit de stralende duisternis achter zijn in het wit gehulde figuur, en Hij brengt de werkzaamheid van God in al haar onmiddellijkheid tot in de diepste diepte van de menselijke ervaring.
Deze icoon wordt ook wel de ‘Nederdaling ter helle’ genoemd. Dat is eigenlijk een onjuiste naam, want hij strookt niet met de theologie achter deze icoon. Adam en Eva, David en Salomo, Jesaja en Johannes de Doper zijn niet ‘in de hel’ in de zin dat ze voor altijd van God zijn afgesneden. Wat hier wordt gezegd, is dat zij die vóór Christus hebben geleefd - zelfs zij die heilig hebben geleefd - nog gevangen zitten, nog niet de volheid hebben bereikt. Ze zitten nog in de greep van de dood. Wat hun als erfdeel van de zonde in de wereld is toegevallen, heeft hen verhinderd God te ontmoeten in de volheid die Hij hen had toegewenst. Zij zijn niet kunnen ontkomen aan de heerschappij van de vijand van het mensenras, van de Aanklager of Satan. Deze icoon vertelt hoe Christus naar hen komt die ondanks al hun strijd, al wat ze hebben bereikt, al hun partiële ontmoetingen met God, niet verder zijn geraakt dan een gedeeltelijke kennis van God en die door de dood zijn ‘vastgevroren’ in die tegelijk kwellende en verleidelijke positie waarin ze iets van God zien, maar niet vrij zijn om met en in Hem te leven.

Dat is de staat waarin mensen verkeren zolang ze Christus nog niet hebben ontmoet. Zodra echter zijn hand ons heeft geraakt, wordt iets nieuws mogelijk en zijn wij in staat om echt mens te zijn en ten volle te leven van en in het samenzijn met God. De icoon laat zien hoe krachtig God ingrijpt: dwars ‘door’ de dood en zijn blokkade heen naar de plek waar mensen vervriezen en wegkwijnen. Door de dood van Jezus verliest de dood zijn macht om onze groei te stoppen.
Een van de dingen die ons tegenhouden om door te groeien, is het feit dat wij op onszelf besloten leven. Wij zijn zo begaan met ons eigen ik, dat we geen oog hebben voor wat anderen ons te bieden hebben, zelfs niet als dat leven-schenkend en vernieuwend is. Het eerste zichtbare effect van de val van Adam – zegt men – is de gretigheid waarmee hij de schuld op Eva afschuift. Er staat echter veel meer op het spel: in zekere zin sluiten we ons af van al wat bron ten leven kan zijn. In man-vrouwrelaties kunnen onze gretigheid en ons ongeduld de gaven tenietdoen die God ons langs de weg van trouw en wederzijdse dienstbaarheid wilde schenken. In de relatie tussen de mens en het milieu verhinderen gulzigheid en haast ons om met lofprijzing of verwondering op onze natuurlijke omgeving te reageren. Ziel en lichaam zien we als aan elkaar tegengesteld, alsof er geen band bestond tussen de gezondheid en het welzijn van beide. Kortom, wij zijn obsessief bezig met verdelen en indelen, en ontzeggen onszelf zo het leven dat God ons zo graag zou geven.

Dat Christus in de icoon op een brug staat die er niet veilig uitziet, kunnen we lezen als: Christus is degene die door het enorme risico van de pijn van zijn incarnatie bij elkaar brengt wat wij uit elkaar hebben gerukt. Als Hij Adam en Eva de hand reikt, is het alsof Hij hen weer bij elkaar brengt na de lange jaren van vervreemding en verbittering die op de beschuldigingen van Genesis waren gevolgd.
Verrijzenis is een gebeuren waarin mensen weer tot elkaar worden gebracht, over alle vormen van wederzijdse wrok en veroordeling heen. Verrijzenis is het begin van een nieuw samenleven.
Denken we aan de vertegenwoordigers van het eerste verbond op de achtergrond van de icoon, dan beseffen we dat dit samenleven maling heeft aan de scheiding tussen levenden en doden: Jezus’ verrijzenis maakt David en Salomo, Abraham en Mozes, Elia en Jesaja tot onze tijdgenoten.

De verrezen Heer grijpt met beide handen de hele geschiedenis van het volk van God, vanaf haar prilste begin, tilt ze uit de dood door ze tot vervulling te brengen en biedt ze ons aan als zijn woord, als wat hij ons hier en nu te zeggen heeft. Wij kunnen die geschiedenis horen en verstaan omdat wij leven in de kracht van de verrezen Heer.  

Verrijzenis is dus niet los te denken van de geboorte van de nieuwe mensheid, een mensheid waarin wrok en vijandschap ‘ontdooid’ zijn, noch van het feit dat die nieuwe mensheid een levende relatie onderhoudt tot wat in de Schrift wordt geopenbaard. Ook de verhouding van Kerk en schepping kunnen we begrijpen vanuit de verrijzenis. In principe ruimt de verrijzenis alles uit de weg wat de verhouding van de mens tot zijn omgeving dwarsboomt en vervormt.
Het leven en lijden van Christus heeft invloed op alles, op alle domeinen van ons leven als mens en dus op alle aspecten van de relaties die mensen onderhouden, ook met het niet-menselijke.
We zien hier hoe het leven en de dood van de individuele mens die Jezus was, ‘opengaan op’ de heerlijkheid van God. En die heerlijkheid daalt hier visueel af tot in het hart van het rijk van de dood – om daar de dood op te slokken.
Wat zien we dus? Allereerst kunnen we gerust zijn dat Christus ervoor gekozen heeft om met ons op weg te gaan vanaf het punt waarop onze trouw aan God begon te verzwakken. In wat voor zonde en zelfvernietiging we ook verzeild zijn geraakt, hij was altijd al daar waar de wortels van dat proces liggen. En hij heeft in ons binnenste al de kiemen van een nieuw leven uitgezaaid. Hoe die zich zullen ontwikkelen, hangt af van onze bereidheid om op hem te vertrouwen, om te geloven dat ons leven in zijn gezelschap tot volle wasdom zal komen.

Dankzij het licht van Jezus zien we waar in het leven van de personen uit het Oude Testament hun schaduwpartijen en glanspunten liggen. Pas als we hen met Hem in verband brengen zien we hun hele persoonlijkheid – en weten wij dat zij onze tijdgenoten zijn en dat zij nu tot ons spreken als getuigen van de dag van Christus die zij juichend van vreugde hebben gezien.

Jezus neemt ons bij de hand en houdt ze in de zijne. Zo brengt de verrijzenis ons bij al wat we van onszelf begraven hadden, bij onze naasten van wie we vervreemd zijn, en bij onze materiële wereld. Dankzij de verrijzenis kunnen we weer vriendschappelijk omgaan met onszelf, de anderen en het milieu.
Omdat zelfs de vernedering-tot-de-dood de band tussen Jezus en de Vader niet kan verbreken, wordt wat Jezus aanraakt, ook door de Vader aangeraakt. Als Jezus Adam en Eva bij de hand grijpt, doet ook de Vader dat.  
Dankzij Zijn relatie met de Vader kan er een nieuwe relatie ontstaan tussen onszelf en de bron van het leven van God.
Christus staat in de icoon op de brug over duisternis en leegte en daalt af in het hart van onze onvolkomenheid en onze hunkering.
De nieuwe scheppingsdaad waarvan wij getuigen zijn, ontsluit de poorten van de dood en ontdooit de levens die in hun onafheid bevroren waren.



Uit: ‘Waar het licht woont – bidden met de Christusiconen’ door Rowan Williams.