29 december 2023 - De kostbare parel

   vanbeek   19 jan. 2024

'De kostbare parel' door Jean Lafrance.

Download/print

Hoe meer ik in aanraking kom met het Evangelie, hoe meer ik begrijp dat het een geheim bevat, een geheim dat verborgen was voor alle eeuwen (Kol 1, 26-27), en dit mysterie is eenvoudig Christus in ons midden, de hoop op de glorie. Op die wijze beschouwd lees je het Evangelie niet om er uitspraken in te vinden, maar om er een Gelaat in te ontdekken, het gelaat van Jezus. We hebben dit allemaal wel eens ooit aangevoeld, tijdens het lezen van een bepaalde tekst. Ineens was daar een woord dat eruit sprong en als een scherp zwaard ons hart is binnengedrongen: Als ge enig begrip had van de gave Gods (Joh 4,10) of Tot nu toe hebt gij niets gevraagd in mijn naam (Joh 16,24). De Geest is door dit woord heen gestroomd, heeft het levend gemaakt en vervolgens is er een contact ontstaan. We begrepen dat dit woord afkomstig was van een Gelaat en zich begaf naar een ander gelaat, het onze. [    ]

Ik denk dat wanneer God zijn schepsel rechtstreeks  ontmoet om hem zijn Gelaat te openbaren, we vaak zeer weinig van zijn aanwezigheid zullen ervaren, het is een beetje zoals de zon die ons verblindt. In een oogwenk voelen we ons voortgedreven, aangetrokken en bekoord door dit Gelaat van Christus, we kunnen en willen niets anders meer dan hem alleen. Ignatius zegt dat je altijd het moment moet onderscheiden waarop God zijn schepsel ontmoet - dit gebeurt in het naakte geloof - en het moment waarop het schepsel de ervaring die hij zojuist heeft ondergaan, probeert weer te geven in zijn eigen woorden. Eigenlijk zijn de vreugde, de stilte en de vrede de beste vertolkers van deze ontmoeting. Ons geloof, dat het meest concrete orgaan is van ons bovennatuurlijk wezen, doet ons de aanwezigheid van God vooral vermoeden in de stilte van de nacht.

We komen even terug op dat mysterie. Laten we ervan uitgaan dat het boven het hele Evangelie zweeft. Jezus benoemt het niet rechtstreeks, maar hij laat het aanvoelen als een geheim van het Koninkrijk dat niet zomaar onthuld mag worden: men gooit geen paarlen voor de zwijnen.

Om het te benoemen gebruikt Jezus soms mysterieuze woorden, nl. ‘deze dingen’ : Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kleinen (Matt 11,25). Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon het wil openbaren (Matt 11,27).

We hebben geen enkel recht om dit Gelaat te zien, alleen Christus kan de sluier oplichten die hem voor ons verborgen houdt. Deze openbaring kunnen we niet afdwingen door een inspanning of goede prestatie, nee, het is de vrucht van een vurige smeekbede. Smeken, bidden, zoeken en kloppen zijn de enige praktische besluiten die we kunnen nemen om ons te verenigen met dit Gelaat. Om deze openbaring te kunnen ontvangen moeten we bekleed zijn met zachtheid en nederigheid. [     ]

Jezus gebruikt vergelijkingen om ons het geheim van zijn Gelaat te laten begrijpen. Hij heeft het over de schat, de kostbare parel waarvoor je alles moet verkopen: Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar (Matt 13, 46). Hij spreekt over het mosterdzaadje, over de gist en over de rots waarop men zijn leven moet bouwen. En hij laat ons nog dieper het mysterie van zijn Gelaat binnengaan wanneer hij spreekt over het levend water, het brood dat leven geeft en de Heilige Geest die hij na zijn verheerlijking zal uitstorten in de harten van zijn leerlingen. Het gaat steeds om dezelfde realiteit, een realiteit die draait om het mysterie van de vereniging van zijn diepste wezen met de Vader: Op die dag zult gij weten dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u (Joh 14, 20).

Om het Gelaat te ontmoeten, moeten we in hem de bron van levend water, het brood dat uit de hemel is neergedaald of de kostbare parel onderscheiden. We moeten het vermoeden -hoe duister dat ook is - van de verloren smaak van het eeuwige leven ontvangen. Dit vermoeden is een genade waarvoor je je, zoals bij elke genade, kunt openstellen of af kunt sluiten. De rijke jongeman had de kostbare parel wel ontdekt, maar hij bezat niet voldoende vrijheid om alles in de steek te laten voor dit gelaat: Niemand kan tot Mij komen, als de Vader die Mij zond, hem niet trekt (Joh. 6, 44).

Om het Gelaat te ontdekken moeten we alles verlaten. En dat brengt ons naar de meditatie over God. [     ]
We zouden, net als de apostel Johannes, kunnen zeggen: ‘Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren Zoon, die in de schoot des Vaders is, Hij heeft hem doen kennen (Joh 1,18). Niemand heeft ooit gedeeld in zijn vriendschap en in zijn aanwezigheid, en toch, reeds sinds het begin der tijden, kennen we maar één hartsverlangen, en dat is hem te kunnen zien: God, mijn God, naar U blijf ik zoeken, mijn ziel dorst van verlangen naar U, al wat ik ben smacht naar U, in een troosteloos dor land zonder water (Ps 63, 1 en 2). Het enige gebed dat opstijgt uit ons hart is: ‘Wie bent U, mijn God?’ [    ]

Je moet alles waar je op gesteund hebt achterlaten om naar God te gaan: ‘Verlaat je land, je vrouw en je kinderen en ga op weg naar het land dat ik je zal tonen, het beloofde land van het feestmaal.’ Je moet vertrekken zonder te weten waar je naar toe gaat, als een man die het onzichtbare ziet’ (Hebt 11,27). En Juist dit onzichtbare bepaalt de hele beproeving. Waarom vraagt God ons om alles in de steek te laten? Gewoon omdat we God niet kunnen zien zonder te sterven: ‘Want geen mens kan Mijn gelaat zien en in leven blijven (Ex 33,20). Niet dat de dingen slecht zijn van zichzelf, maar alle werken van God zijn nog niet Hemzelf. God lijkt niet op iets dat geschapen is en zijn werken, hoe mooi ook, zijn slechts een flauwe afspiegeling van zijn schoonheid. Niets of niemand kan in ons de eerste plaats innemen en God afschermen: we moeten elke afgod weigeren. Geen enkel schepsel mag zich tussen God en ons plaatsen; hoogstens kan het als bescheiden schakel dienen om het beeld van de Schepper in ons te weerspiegelen. Om het Gelaat te ontdekken van degene die dat allemaal gemaakt heeft, moeten we alles loslaten waar we op gesteund hebben. [   ]

Alle parels, dwz alle gecreëerde  waarden, zijn mooi, maar ze vallen in het niet vergeleken bij de kostbare parel waarvoor men alles verkoopt. Zo’n parel doorstaat elke vergelijking.
Angela van Foligno zegt dit met betrekking tot het goddelijk goede: ‘Wanneer ik het goddelijk goede gewoon een goed iets noem, dan ben ik een godslasteraar.’ De kostbare parel van het Gelaat van God kan nergens mee worden vergeleken. Als wij ons daar niet op richten, dan zullen we niet in het bezit komen van die kostbare parel omdat we het gelaat van God niet op zijn juiste waarde zullen schatten dat is het mysterie van de jaloezie van God dat Paulus zo goed heeft weergegeven: ‘Om Hem heb ik alles prijsgegeven. Om Christus houd ik alles zelfs voor vuilnis, als het erom gaat Hem te winnen en één te zijn met Hem’ (Fil 3,8 en 9).

Lucifer, de mooiste der engelen, heeft geen afstand kunnen doen van zijn schoonheid. Vanwege die schoonheid kon hij zich niet op God richten en raakte hij in zichzelf gekeerd. Hij kon die aanloop naar God niet nemen. En zoals altijd fluistert hij ons in het oor: ‘Alle geschapen waarden zijn goed, het zijn wegen naar God, waarom zou je die weg moeten verlaten?’  Ja, ze zijn goed, maar het Gelaat van God is nog veel beter, want dat lijkt in de verste verte niet op al dat andere! [   ]

Het praktische besluit dat iedereen kan nemen en altijd werkt is het smeekgebed. We moeten blijven bidden en nooit ophouden. Er is niets gemakkelijker dan vragen, maar je moet wel weten hoe je moet vragen. Grignion de Montfort zegt: ‘We hebben een grote stap voorwaarts gedaan in het spirituele leven, wanneer we onze voornemens kunnen omzetten in gebeden.’


Genomen uit hfst 1 ‘De kostbare parel’ (‘Boven God niets’,  door Jean Lafrance - Carmelitana).