31 mei 2024 - Het werken van de Heilige Geest
Uit: ‘Taulers weg naar binnen’ uit preken van Johannes Tauler
Stiltedag 31 mei 2024:
Het werken van de Heilige Geest.
In deze pinksterperiode vieren we het feest van de heilige geest die gezonden werd en door de leerlingen op een bijzondere wijze in hun innerlijk werd opgenomen. En dat moest wel, want zij stonden aan het begin: met hen begon een nieuw zijn, en daarom was deze wijze van ontvangen noodzakelijk omwille van degenen die na hen zouden komen. Hoe langer ze op aarde hebben geleefd, des te meer groeiden ze voortdurend in het ontvangen van de heilige geest. Daarom moet elke vriend van God dit lieflijke feest elke dag en op elk moment zó vieren dat hij de heilige geest elk moment weer ontvangt. Hoe beter hij zich heeft voorbereid en hoe ontvankelijker hij al is, en hoe meer hij zich daarop toelegt, op een des te volmaaktere wijze zal hij de heilige geest in zich ontvangen. Want de zending die op de heilige pinksterdag over die leerlingen kwam, voltrekt zich op geestelijke wijze elke dag weer aan al degenen die zich daar grondig op voorbereiden.
De heilige geest komt dus uitdrukkelijk – en met telkens nieuwe bijzondere gunsten en gaven – zolang als we leven en ons innerlijk tot hem keren en innerlijk bereid zijn hem te ontvangen.
De manier waarop de heilige geest wordt verwacht, is echter bij de mensen verschillend. De een ontvangt de heilige geest in zijn zintuigen: hij stelt zich hem zintuiglijk voor. Een ander neemt hem op een veel edeler wijze op: in zijn hogere vermogens en verstandelijke vermogens; hij ontvangt hem dus met zijn verstand, ver boven de manier van de zintuigen uit. Een derde ontvangt hem niet alleen zó, maar neemt hem ook op in de verborgen afgrond, in het stille rijk, de lieflijke grond waar het evenbeeld van de heilige Drie-eenheid verborgen ligt – het edelste deel van zijn ziel. Op welk een lieflijke wijze vindt de heilige geest dáár een woonplaats! En ook zijn gaven worden daar op een voortreffelijke wijze, een goddelijke wijze, ontvangen! Telkens weer als zo iemand met het licht van zijn verstand in deze grond schouwt en zich tot God keert, vindt een vernieuwing plaats, een opnieuw inademen van de heilige geest – elk ogenblik. Zo iemand ontvangt telkens weer nieuwe gaven en genaden. Hij moet dan wel in waarachtige onthechting en ernst heel zijn doen en laten overzien en doornemen – wat hij zegt en doet, en hoe, of er niets in is wat niet van God is, en of zijn streven wel alleen op hem is gericht. Vindt hij er iets in wat niet God is, dan moet zijn verstand dat in orde maken en in goede banen leiden.
Het licht van het verstand moet immers met zijn stralen de natuurlijke deugden verder helpen – deemoed, zachtmoedigheid, goedheid, barmhartigheid, stilzwijgendheid en dergelijke – en laten zien of ze hun oorsprong hebben in God. Maar dat licht moet ook de zedelijke deugden in de mens doorlichten: wijsheid, rechtvaardigheid, sterkte en matigheid. Ze worden hoofd- of kardinale deugden genoemd en ook hun beoefening moet door het licht van het verstand op haar ware zuivere bedoeling worden bekeken, geleid en geregeld om ze de juiste plaats te geven binnen Gods plan. Zo kunnen ze in God en vanuit God beoefend worden.
Constateert de heilige geest nu dat de mens het zijne heeft gedaan, dan komt hij met zijn licht en overstraalt hij het natuurlijke licht. De geest overstraalt zo iemand met de bovennatuurlijke deugden – geloof, hoop en liefde – én met zijn genade. En zo wordt die mens, onthecht, een volgroeide, hoogedele mens. Maar dat alles moet wèl doorlicht worden door het licht van het verstand. Maar al te vaak ziet het er zo uit dat je gaat geloven dat God wordt beoogd; kom je echter in de grond, dan ontdek je dat het niet zo is.
(Samengevat uit preek 23)
Alles wat je te doen hebt, is de heilige geest in je zijn werk laten doen en hem geen belemmering in de weg leggen; dan zal hij je helemaal vervullen. Zodra je je, ook in je uiterlijk gedrag , behoedzaam en vurig toont, echt zoals het bij Gods geest past, in woord en daad, op alle terreinen, onthecht aan de schepselen en in stilte, zal de heilige geest grote dingen in de naar binnen gekeerde mens volbrengen, ook al heeft die mens er in het geheel geen weet van. Precies zoals de ziel op verborgen wijze het lichaam het leven schenkt, zonder dat het lichaam er iets van voelt of weet, werkt de heilige geest in geest en grond van de mens, zonder dat deze het beseft. Als de mens er al iets van gewaar zou worden, dan gebeurt dat met vermogens die ingekeerd zijn naar de grond waar de heilige geest woont en werkt. Als een dwaas het zich gewaar werd, dan zou hij er meteen overheen vallen om dat werken van de geest aan zichzelf toe te schrijven, en het zo geheel en al te verstoren. Wij mensen doen dat omdat we er een mateloze verrukking bij ondervinden en ons dan mateloos blij voelen – een blijdschap die alle blijdschap van de wereld verre te boven gaat. Maar omdat we dan het werk van de heilige geest aan onszelf gaan toeschrijven, vernietigen we het ook helemaal. Het gaat dus niet zoals de mens gedacht had.
Er is een zuivere ziel voor nodig, iemand die zijn zelf heeft opgegeven, wil hij de heilige geest op de juiste wijze, naar zijn edele aard en aanleg, kunnen laten werken. En je mag hem bij zijn werk niet hinderen door je iets aan te matigen.
Wil de mens ooit volmaakt worden en zo veel mogelijk vooruitgaan, dan moet hij deze twee punten aanhouden. Het ene is: je innerlijk vrij en leeg maken van alle geschapen dingen en van je eigen zelf, en je uiterlijke en innerlijke mens op orde houden, zó dat de heilige geest niet door jou bij zijn werken wordt belemmerd.
Het tweede punt is: je moeilijkheden, waar ze ook vandaan mogen komen – van buiten of van binnen, wat het ook zijn mag – van God aannemen zonder tegen te stribbelen. En niet andersom, want God wil je daarmee zelf klaarmaken voor zich – en voor zijn grote gaven die bovennatuurlijk zijn en iets wonderlijks.
Daar zul je nooit aan toe komen dan door te lijden, en dan zonder dat de vijand of dat vijandige mensen er – van buiten af – toe bijdragen. Denk echter niet – als je de heilige geest op deze wijze wilt verwachten – dat je uiterlijke goede daden – bijvoorbeeld van gehoorzaamheid – je zingen en reciteren, je dienst aan de medemens en je charitatieve werk, een belemmering zouden kunnen vormen voor het ontvangen van de heilige geest. Nee, het is niet zo dat we ons mogen ontslaan van elk handelen en nog slechts behoeven af te wachten.
Iemand die God van harte liefheeft en naar hem verlangt, zal alles uit liefde doen; God ter eer en in de juiste mate, zoals het op hem afkomt, zoals God het hem toeschuift: uit liefde dus, met zachtmoedige goedheid, in rustige overgave, tot vrede voor jou en je naasten. Niet de werken belemmeren je, maar het ongeregelde in de uitvoering ervan. Dat moet je afleggen; je moet je helemaal op God richten in al je doen, en anders niet.
Let dus op jezelf; bescherm je geest en laat daarin geen verwarring toe; let ook op wat je zegt, en op je uiterlijk gedrag. Dan zul je een zekere rust behouden bij al je doen en laten. En dán zal de heilige geest tot je komen, je vervullen, in je wonen en wonderen in je verrichten – als je zijn aanwijzingen in acht neemt.
Moge dit ons allen ten deel vallen; daartoe helpe ons God .
(Samengevat uit preek 25).
Uit: ‘Taulers weg naar binnen’ uit preken van Johannes Tauler – samengesteld en ingeleid door Peter Huijs; blz 63-66.