29 november 2024 - Waar het geschapene eindigt ...
Uit: ‘Over God wil ik zwijgen’ – preken door Meister Eckhart (blz 229-232).
‘Waar het geschapene eindigt, daar begint God te zijn.’ - Meister Eckhart.
Download/print
‘God heeft Zijn eengeboren Zoon in de wereld gezonden’; dat moeten jullie niet begrijpen als ging het om de uiterlijke wereld, toen Hij met ons at en dronk; jullie moeten daaronder de innerlijke wereld verstaan. Zo waarlijk als de Vader in Zijn enkelvoudige natuur de Zoon natuurlijkerwijs voortbrengt, even waarlijk baart Hij Hem in het innigste van de geest, en dat is die innerlijke wereld.
Hier is Gods oergrond mijn grond en mijn grond Gods oergrond. Hier leef ik vanuit mijn eigenste zijn, zoals God vanuit Zijn eigenste zijn leeft. Wie ooit ook maar een ogenblik in die oergrond heeft gekeken zijn duizend mark gemunt rood goud niet meer waard dan een valse daalder. Vanuit de innigste grond moet je alles wat je doet zonder waarom doen.
Naar waarheid zeg ik: zolang je iets doet omwille van het hemelrijk of omwille van God of van je eeuwige zaligheid, en dus om iets van buitenaf, dan is het niet echt goed met je gesteld. Men mag je dan misschien graag lijden, toch is dat niet het beste. Want heus, als je meent van God meer te ontvangen in vrome overdenking, in zoetheid van een genadeblijk, dan bij het houtvuur of in de stal, gedraag je je niet anders dan wanneer je God zou grijpen, een mantel om Zijn hoofd zou wikkelen en Hem onder een bank zou stoppen.
Want wie God op een bepaalde manier zoekt vat wel die methode aan, maar loopt God mis die daarin is verborgen. Maar wie zonder speciale methode zoekt, die vat Hem aan zoals Hij in zichzelf is; en zo iemand leeft met de Zoon en is zelf het leven. Wie duizend jaar lang aan het leven zou vragen: waarom leef je? die zou, als het kon antwoorden, niets anders te horen krijgen dan: ik leef omdat ik leef. Dat komt omdat het leven vanuit zijn eigen bestaansgrond leeft en opwelt uit zichzelf; daarom leeft het zonder waarom in het zichzelf levende leven.
Wanneer een oprecht mens, die handelt vanuit zijn eigen bestaansgrond, de vraag kreeg: waarom doe je de dingen die je doet? zou hij, als hij het juiste antwoord gaf, enkel zeggen: ik doe die dingen om ze te doen.
Waar het geschapene eindigt, daar begint God te zijn. Nu verlangt God niet meer van je dan dat je uit wie je bent, dat wil zeggen uit je geschapen zijnswijze, uittreedt en God God in je laat zijn. De kleinste voorstelling van het geschapene die zich wanneer ook maar in je vormt, is zo groot als God groot is. Waarom? Omdat die je weerhoudt van een gehele God. Precies daar waar zo’n voorstellingsbeeld jou binnengaat, moet God en Zijn gehele godheid wijken. Maar daar waar dat voorstellingsbeeld uit jou verdwijnt, daar komt God naar binnen. God verlangt zo sterk dat je uit je geschapen zijnswijze, dat wil zeggen: uit wie je bent, uittreedt, dat Zijn hele zaligheid daarvan lijkt af te hangen.
Wel, lieve toehoorder, wat voor nadeel heb je ervan, als je het God vergunt om God in je te zijn? Treedt uit jezelf uit omwille van God, dan treedt God omwille van jou uit zichzelf uit. Wat dan blijft, als beiden uit zichzelf uittreden, is een enkelvoudig Een. In dat Een brengt de Vader Zijn Zoon voort uit de innerlijkste bron. Daar ontbloeit de Heilige Geest, en daar ontspringt in God een wil die aan de ziel toebehoort. Zolang deze wil niet door enig schepsel of enige geschapenheid wordt beroerd, is hij vrij.
Christus zegt: ‘Niemand komt naar de hemel, dan die uit de hemel gekomen is.’ Alle dingen zijn uit niets geschapen; daarom is hun werkelijke oorsprong het niets, en voor zover die edele wil zich richt op de schepselen, vervloeit hij met de schepselen in hun niets.
De vraag is nu of die edele wil zo wegvloeit, dat hij nooit meer terug kan komen. De leermeesters zeggen over het algemeen dat hij, voor zover hij met de tijd is weggevloeid, nooit weerkomt. Maar ik zeg: wanneer deze wil zich één ogenblik van zichzelf afwendt en terugkeert in zijn eerste oorsprong, dan is hij weer in het bezit van zijn juiste, vrije aard en is hij vrij, en in dat ogenblik wordt alle verloren tijd teruggebracht.
Vaak zeggen mensen tegen me: ‘Bid voor mij.’ Dan denk ik: waarom zoeken jullie het buiten je? Waarom blijf je niet in jezelf en grijp je niet aan wat goed is in jezelf? Jullie dragen immers de hele wereld wezenlijk in je.
Dat wij zo waarlijk in onszelf mogen blijven, dat wij alle waarheid zonder tussenkomst en zonder onderscheid in echte zaligheid mogen bezitten, daartoe helpe ons God. Amen.
Uit: ‘Over God wil ik zwijgen’ – preken door Meister Eckhart (blz 229-232).