27 september 2024 - Symbolische Eeuwigheid
Uit: 'Dank aan het verborgen licht – Efrem de Syriër', door Kees den Biesen
Symbolische eeuwigheid: het Paradijs.
Efrem de Syriër, door Kees den Biesen vertaald en toegelicht.
Het spreekt voor zich dat de volle verwerkelijking en beleving van ons symbolisch wezen buiten de grenzen van ruimte en tijd liggen. Ook in deze zin is ons leven symbolisch: het wijst namelijk vooruit naar een leven over de dood heen waarin ons de openbarende kracht van de Schepping en van ons eigen mens-zijn op een onvoorstelbare wijze wordt onthuld. Wat mens en wereld in hun oorspronkelijke staat potentieel in zich droegen aan kansen en mogelijkheden, wordt dan ten volle werkelijkheid.
In de christelijke traditie wordt veelal verondersteld, dat deze ‘voleinding van de wereld’ alle beelden zal opheffen en wij in ‘de toekomstige wereld’ zonder bemiddeling van symbolen God onmiddellijk zullen aanschouwen. [ ]
Uiteindelijk is er slechts één die God zonder bemiddeling van het geschapene kan zien zoals Hij is, namelijk Jezus Christus, die als mens-geworden God juist zelf ‘de ene bemiddelaar tussen God en de mensen’ is. In een van de Leerdichten over het Paradijs geeft Efrem de Syriër hiervan een aanschouwelijke en aangrijpende beschrijving:
Stromen van gelukzaligheid zullen de schare der schouwenden
toevloeien uit de schittering van de Vader, door zijn Eerstgeborene.
Zij zullen zich aan geneugten overgeven op de weide der aanschouwingen:
wie heeft ooit hongerigen gezien die zich verzadigen,
zich te goed doen en bedrinken aan de golven van heerlijkheid
die vloeien uit de schoonheid van dat heerlijke Wezen!
De Heer van alle dingen is de schat van alle dingen.
Aan ieder zal Hij, overeenkomstig diens vermogen, een weinig tonen
van zijn verborgen schoonheid en zijn stralende majesteit.
Zijn schittering doet allen stralen in zijn liefde:
De kleinen door haar stralen, de volmaakten door haar schitteringen.
De volle kracht van zijn glorie kan alleen zijn Zoon vatten.
Naargelang ieder zijn oog hier gezuiverd heeft,
zal hij de heerlijkheid kunnen aanschouwen van de Allerhoogste.
Naargelang ieder zijn oor hier geopend heeft,
zal hij zijn wijsheid kunnen verstaan.
Naargelang ieder zijn innerlijk hier heeft klaargemaakt,
zal hij van zijn rijkdommen in zich kunnen opnemen.
De Heer zonder maat voedt allen met mate:
Zijn aanblik beantwoordt aan ons oog en zijn stem aan ons gehoor;
Zijn zegen beantwoordt aan onze honger en zijn wijsheid aan onze tong,
De gave van het Paradijs stroomt over van weldaden:
Het heeft steeds nieuwe smaken en munt uit door zijn geuren;
Het wisselt steeds van kracht en straalt helder met zijn kleuren.
Wie zag ooit scharen wier voedsel de glorie is,
wier kleed het licht en wier aangezicht de luister.
Zij herkauwen en braken de overvloed van zijn gave uit:
hun monden zijn bronnen van wijsheid.
In hun gedachte is vrede, in hun kennis waarheid,
in hun doorvorsing vrees, in hun lof liefde.
Wat in deze lyrische strofen wel het meest opvalt, is de continuïteit die Efrem ziet tussen het ‘aardse’ en het ‘hemelse’ leven. God heeft zich in de loop van de heilsgeschiedenis steeds aan de menselijke grenzen aangepast en blijft dat ook in alle eeuwigheid doen, maar er is één fundamenteel verschil tussen ‘hier’ en ‘daar’, tussen ‘nu’ en ‘dan’. Naast de begrenzingen die ons áls schepsels eigen zijn en altijd eigen zullen blijven, zijn wij ‘hier en nu’ bovendien behept met een morele, emotionele en intellectuele zwakheid die de ene generatie aan de andere doorgeeft. Het is deze zwakheid die bij ‘de voleinding van de wereld’ wordt weggenomen, zodat wij ‘daar’ en ‘dan’ ten volle zullen ervaren en beleven wat wij ‘hier en nu’ slechts met pijn en moeite beseffen en gewaarworden: namelijk hoe wij binnen de grenzen van het geschapene steeds één zijn met de Schepper.
Uit: ‘Dank aan het verborgen licht – de vroegchristelijke poëzie van Efrem de Syriër’ door Kees den Biesen.